meest

{{meest}}{{/term}}

I 〈bijvoeglijk naamwoord〉

1 [het grootste deel van] la plupart de; 〈grootste aantal; ook〉 la majorité de

2 [zeer veel, groot] le plus grand⇒ le plus haut

♦voorbeelden:

1   hij heeft het meeste geld • c'est lui qui a le plus d'argent

     in de meeste gevallen • dans la plupart des cas

     de meesten zijn gisteren vertrokken • la plupart sont partis hier

     de meesten van ons • la plupart d'entre nous

2   met de meeste hoogachting • avec le plus grand respect; 〈slotformule van brief〉 je vous prie d'agréer, Monsieur (Messieurs etc.), l'expression de mes sentiments distingués

II 〈bijwoord〉

1 [in de hoogste mate] le (la, les) plus

2 [gewoonlijk] en général

♦voorbeelden:

1   de meest direct betrokkene • le premier intéressé

     de meest geschikte datum • la date qui conviendrait le mieux

     de meest aangewezen persoon zijn • être tout désigné

     aan de meest biedende • au plus offrant

     het meest houden van iets • préférer qc.

Deens-Russisch woordenboek. 2015.